De Wolf en de Schaapherder
Een Wolf sloop al lange tijd rond een kudde Schapen. De Schaapherder hield hem
angstvallig in de gaten zodat hij geen Lammetje zou stelen.
Maar de Wolf leek geen kwaad te willen doen. In plaats daarvan leek het of hij de
Schaapherder wou helpen om voor de Schapen te zorgen.
Uiteindelijk was de Schaapherder zo gewend geraakt aan de aanwezigheid van de Wolf
dat hij vergat hoe meedogenloos dit dier kon zijn.
Op een dag wilde de herder een trektocht maken en hij liet zijn kudde achter onder de
hoede van de Wolf. Maar toen hij terug kwam en zag hoeveel Schapen de Wolf gedood
had, besefte hij hoe dom het was geweest om een Wolf te vertrouwen.
Eens wolf, altijd wolf.
De Pauw en de Reiger
Een trotse Pauw kwam op een dag een Reiger tegen.
Om indruk te maken op de Reiger spreidde de Pauw zijn prachtige staart open in de zon
en zei: "Kijk! Wat heb jij om je hiermee te meten? Ik ben gekleed in de prachtigste
kleuren van de regenboog, terwijl jouw veren zo grijs zijn als stof!"
De Reiger spreidde zijn grote vleugels uit en vloog omhoog naar de zon. Hij zei:
"Volg me maar, als je kan."
Maar de Pauw kon niet vliegen en bleef achter op de grond terwijl de Reiger vrij door de
blauwe hemel zweefde.
Het nuttige is veel belangrijker dan sierlijke luxe.
De Boer en zijn Zonen
Een rijke oude boer, die voelde dat zijn leven ten einde liep, riep zijn zonen
bijeen aan zijn bed en zei: "Mijn zonen, luister aandachtig naar wat ik ga zeggen.
Verkoop onder geen enkel beding de boerderij die al generaties lang van onze familie is.
Want op één van onze velden ligt een schat begraven. Ik weet niet precies op welke
plaats, maar hij ligt er en jullie zullen hem zeker vinden."
Toen de oude boer gestorven was begonnen de zonen uit alle macht hun velden om te
spitten, wel twee of drie keren.
Een schat vonden ze niet. Maar toen de oogsttijd aanbrak en zij het vele graan en de mooie
groenten van hun velden verkochten, hadden ze veel meer geld verdiend dan hun buren.
Ze begrepen toen dat de schat, waarover hun vader verteld had, niets anders was dan
hun overvloedige oogst en dat ze door hun vlijt de schat uiteindelijk hadden gevonden.
Vlijt is op zichzelf reeds een schat.
De twee Potten
Twee Potten, één van koper en een andere van klei, stonden samen voor de open haard.
Op een dag stelde de Koperen Pot aan de Aarden Pot voor om samen de wereld
in te trekken.
Maar de Aarden Pot liet verstaan dat hij liever thuis bij de haard bleef en zei:
"Er is zo weinig nodig om mij te breken. Je weet hoe breekbaar ik ben. De kleinste schok
zou me in duizend stukken uiteen doen vallen!"
De Koperen Pot drong aan en antwoordde: "Dat is toch geen reden om thuis te blijven.
Ik zal goed voor je zorgen. En indien we iets hard tegenkomen zal ik ervoor zorgen dat
je er niet tegenaan botst."
Daarop zei de Aarden Pot dat het goed was en ze vertrokken, zij aan zij.
Maar omdat ze allebei drie poten hadden slingerden ze van links naar rechts en bij elke
stap die ze deden botsten ze tegen elkaar.
Dat was natuurlijk niet gezond voor de Aarden Pot. Ze waren nog geen tien stappen
ver of hij had al een scheur en bij de volgende botsing vloog hij in duizend stukken uit elkaar.
Gelijken zijn de beste vrienden.
De Gans en het Gouden Ei
Er was eens een Boer die een wonderbare Gans bezat.
Elke dag ging hij kijken in haar nest en elke dag vond hij daarin een mooi,
schitterend gouden ei.
De Boer ging naar de markt en verkocht daar zijn eieren. Elke dag werd hij rijker.
Maar na een tijdje werd hij ongeduldig omdat de Gans hem maar één ei per dag gaf.
Hij wou heel vlug heel rijk worden.
Op een dag telde hij zijn geld en kreeg hij een idee.
Indien hij de Gans zou doden en haar zou open snijden dan kon hij
alle gouden eieren er in één keer eruit halen.
Maar toen hij dat gedaan had vond hij geen enkel gouden ei, en was
zijn kostbare Gans dood.
Wie genoeg bezit en toch nog meer wil hebben verliest vaak alles wat hij heeft.
De vechtende Stieren en de Kikker
Twee Stieren waren hevig aan het vechten in een wei.
Naast die wei lag een moeras en in dat moeras leefde een oude Kikker.
Toen hij dat woeste gevecht zag, begon de oude Kikker te beven.
"Waar ben je bang voor?" vroeg een jonge Kikker.
De oude Kikker antwoordde:
"Misschien begrijp je het niet, maar de winnende Stier zal de andere
van de wei verdrijven en hem in ons moeras jagen, en we zullen
allemaal vertrappeld worden in de modder."
En wat de oude Kikker voorspeld had gebeurde ook echt.
De verslagen Stier werd in het moeras gedreven en met zijn grote
hoeven verpletterde hij de Kikkers.
Wanneer de groten ruzie hebben zijn het de kleintjes die het bekopen.
De Geitenhoeder en de wilde Geiten
Op een koude stormachtige dag dreef een Geitenhoeder zijn Geiten in een grot
waar ze beschut waren tegen de wind en de regen.
In die grot zaten toevallig ook een aantal Wilde Geiten.
De Geitenhoeder wou die Wilde Geiten graag toevoegen aan zijn kudde.
Hij gaf ze dus veel te eten, maar aan zijn eigen kudde gaf hij maar net
genoeg om ze in leven te houden.
Toen het weer beter werd en de Geitenhoeder de Geiten terug naar de
wei liet gaan, liepen de Wilde Geiten weg naar de groene heuvels.
De Geitenhoeder was boos en riep naar de Wilde Geiten: "Is dat jullie dank nadat ik
jullie zo goed heb behandeld?"
Eén van de Wilde Geiten antwoordde:
"Je kunt niet verwachten dat we in jouw kudde willen leven. We weten hoe
je ons later zult behandelen wanneer je nieuwe geiten tegenkomt."
Het is onverstandig om oude vrienden slecht te behandelen wanneer men nieuwe
vrienden wil maken.
De Verkwister en de Zwaluw
Een jongeman had veel geld geërfd van zijn vader.
Onbezonnen als hij was, verkwistte hij zijn geld aan feesten en luxe en werd ieders vriend.
Maar op een mooie lentedag was al zijn geld op en bezat hij niets anders meer
dan de kleren die hij droeg.
Hij had afgesproken om 's avonds met zijn vrienden te feesten en zocht naar
een manier om aan geld te raken zodat hij de schone schijn kon ophouden.
Toen vloog er een vrolijk kwetterende Zwaluw voorbij.
De jongeman dacht dat het nu snel zomer zou worden en daarom
verkocht hij al zijn kleren en hield alleen nog een dunne tuniek over.
Een paar dagen later sloeg het weer om en begon het hard te vriezen.
Zowel de Zwaluw als de jongeman rilden van de kou en hadden moeite om zich
in leven te houden.
Eén zwaluw maakt de lente niet.
De Astroloog
Lang geleden leefde er een man die geloofde dat hij de toekomst kon
voorspellen door de sterren te bestuderen.
Hij noemde zichzelf een Astroloog en lag elke nacht te kijken naar de sterrenhemel.
Op een avond wandelde hij over een landweg buiten de stad en keek omhoog
naar de sterren en de planeten.
Uit hun stand dacht hij te kunnen aflezen dat het einde van de wereld nabij was,
toen hij plots in een put viel die vol modder en water was.
Daar stond hij, tot aan zijn oren in het modderige water, en hij probeerde verwoed
om uit de put te geraken. Maar de wanden van de put waren heel glibberig en het
lukte hem niet. Hij begon om hulp te roepen.
Een paar voorbijgangers hoorden zijn geroep en trokken hem uit de put waarbij één
van zijn redders zei:
"Je beweert dat je de toekomst kunt voorspellen door naar de sterren te kijken,
maar je merkt niet eens een put die voor je voeten ligt.! Je zou beter wat meer
aandacht schenken aan het hier en nu. De toekomst zal wel voor zichzelf zorgen."
Besteedt zorg aan de kleine zaken en de grote zaken zullen wel voor zichzelf zorgen.
Drie Ossen en een Leeuw
In een veld liepen drie Ossen te grazen.
Een Leeuw hield ze in de gaten en had al verschillende keren geprobeerd om ze
aan te vallen.
Maar de Ossen bleven samen en hielpen elkaar om hem weg te jagen.
De Leeuw had weinig hoop dat hij er één zou kunnen opeten, want hij kon niet op
tegen de scherpe horens en de hoeven van drie Ossen. Maar hij had honger en
bleef dus in hun buurt rondhangen, wachtend op een mirakel.
Op een dag hadden de Ossen ruzie, en toen de Leeuw langskwam zag hij
dat ze ver uit elkaar stonden, in de verschillende hoeken van het veld.
Hij viel de eerste Os aan en velde hem neer vooraleer de andere Ossen
hem konden helpen.
Daarna viel hij de tweede aan en beet hem in zijn nek.
Tenslotte besprong hij de derde Os die bevend en alleen op zijn dood stond te wachten.
Eendracht maakt macht.
Mercurius en de Houthakker
Een arme houthakker was aan het werk naast een diepe poel in het bos. Het was al
laat in de namiddag en hij werd moe. Zijn bijlslagen waren niet meer zo goed gericht
als ze 's morgens waren geweest. Daardoor kwam het dat zijn bijl uit zijn handen gleed
en in de poel viel.
De Houthakker was wanhopig. Zijn bijl was alles wat hij had om zijn brood mee te
verdienen, en hij had niet genoeg geld om een nieuwe te kopen.
Toen hij daar handenwringend stond te wenen verscheen de god Mercurius uit het
water en vroeg wat er scheelde.
De Houthakker vertelde hem wat er gebeurd was en de vriendelijke Mercurius dook
onmiddellijk in de poel.
Toen hij terug boven kwam hield hij een prachtige gouden bijl vast en vroeg aan de
Houthakker: "Is dit jouw bijl?" De eerlijke Houthakker antwoordde:
"Nee, dat is mijn bijl niet."
Mercurius legde de gouden bijl op de oever en dook terug in het water.
Deze keer bracht hij een zilveren bijl naar boven, maar de Houthakker zei dat zijn eigen
bijl een gewone bijl was met een houten steel.
Mercurius dook voor de derde keer in het water en toen hij terug boven kwam had hij
de verloren bijl in zijn handen.
De arme Houthakker was zeer blij dat hij zijn bijl terug had en kon maar niet ophouden
met Mercurius te danken. Mercurius was tevreden dat de Houthakker zo eerlijk was en zei:
"Ik bewonder je eerlijkheid, en als beloning mag je de drie bijlen houden, de gouden,
de zilveren en je eigen bijl."
De gelukkige Houthakker keerde met zijn schatten terug naar huis en algauw wist
iedereen in het dorp hoe het hem was vergaan.
Nu waren er in het dorp verschillende Houthakkers die ook wel een gouden bijl wilden.
Ze liepen de bossen in, de ene hier, de andere daar, en verstopten hun bijlen in de
struiken en deden dan alsof ze die verloren waren. Ze weenden en huilden en smeekten
dat Mercurius hen zou komen helpen.
En Mercurius kwam bij hen, eerst bij de ene, dan bij de andere. Aan elke Houthakker
toonde hij een gouden bijl en allemaal zegden ze dat dit de bijl was die ze verloren
hadden. Maar ze kregen haar niet. O nee! In plaats daarvan gaf Mercurius hen allemaal
een flinke klap op hun hoofd en stuurde hen naar huis.
En toen ze de volgende dag op zoek gingen naar hun eigen bijlen, waren die nergens meer te vinden.
Eerlijkheid levert meer op dan bedrog.
De Kikker en de Muis
Een jonge Muis was eens op zoek naar avontuur en wandelde naast een vijver
waarin een Kikker leefde.
Toen de Kikker de Muis zag zwom hij naar de oever en kwaakte:
"Heb je geen zin om mij te bezoeken? Ik beloof dat je het leuk zult vinden."
De Muis was onmiddellijk akkoord want hij wou zeer graag de wereld zien en van
alles meemaken. Maar alhoewel hij een beetje kon zwemmen durfde hij toch niet
alleen in de vijver springen.
De Kikker had een plan. Met een stukje rietstengel bond hij een poot van de Muis aan
zijn eigen poot. Daarna sprong hij in de vijver en trok zijn domme kameraad met zich mee.
De Muis had er gauw genoeg van en wilde terugkeren naar de oever; maar de
onbetrouwbare Kikker had andere plannen. Hij trok de Muis nog dieper onder water en
liet haar verdrinken. Toen hij terug naar de oppervlakte zwom om de rietstengel los te
maken, vloog er net een Havik over de vijver.
De Havik zag de dode Muis op het water drijven, dook naar beneden, greep de Muis en
vloog er mee weg. Maar omdat de Kikker nog steeds vast hing aan de Muis ging hij mee
de lucht in. De Havik had nu zowel vlees als vis voor zijn maaltijd.
Zij die anderen kwaad willen doen, gaan vaak ten onder aan hun eigen boosaardigheid.
De Wolf in schapenvacht
Een Wolf liep steeds rond een kudde schapen in de hoop een schaap te kunnen vangen.
Maar altijd zagen de Schaapherders hem komen vooraleer hij bij de kudde was.
Op een nacht vond de Wolf een schapenvacht die door iemand was achtergelaten.
De volgende dag legde hij de schapenvacht op zijn rug en wandelde zo naar de weide
waar de schapen graasden. Al gauw was er een klein Lammetje dat hem volgde.
Hij leidde het naar het bos en at het daar op.
Dezelfde avond mengde de Wolf zich terug onder de kudde. Maar het was nu zo dat de
Schaapherder geen eten meer had en dus een schaap wou slachten om het op te eten.
Hij zocht het grootste schaap in zijn kudde, nam zijn mes en doodde het; maar het
grootste 'schaap' was natuurlijk de Wolf, die zo zijn gepaste straf kreeg.
Zij die anderen kwaad willen doen, gaan vaak ten onder aan hun eigen bedrog.
De Stier en de Geit
Een Stier werd achterna gezeten door een Leeuw maar kon ontsnappen door
zich in een grot te verbergen.
Maar in die grot zat ook een Geit.
Ze zag dat de Stier zich in de kleine grot nauwelijks kon bewegen en voelde zich
daarom sterk. Ze boog haar hoofd naar de grond en stootte hem verschillende
keren met haar hoorns. Omdat de Leeuw nog steeds in de buurt was wou de Stier
geen geluid maken en daarom verdroeg hij geduldig de stoten van de Geit.
Maar fluisterend zei hij tegen haar: "Denk maar niet dat ik je laat begaan omdat
ik bang van je ben. Ik vind je een lafaard en zodra de Leeuw weg is zal ik je een
lesje leren dat je nooit zult vergeten."
Het is slecht om voordeel te halen uit andermans ongeluk.
De oude Leeuw en de Vos
Er was eens een Leeuw die zo oud was dat zijn tanden en klauwen versleten waren.
Daardoor kon hij niet meer zo goed jagen als toen hij jong was. Maar de oude Leeuw
was wel slim.
Hij legde zich neer in zijn grot en deed of hij ziek was. Daar lag hij te wachten
tot zijn buren hem zouden komen bezoeken.
En toen ze hem kwamen bezoeken om hem beterschap te wensen at hij ze één
voor één op.
Een Vos kwam ook op bezoek, maar was erg voorzichtig.
Hij bleef op een veilige afstand van de grot staan en vroeg vanaf daar
hoe het met de Leeuw ging. De Leeuw antwoordde dat hij erg ziek was,
en vroeg aan de Vos om even binnen te komen. Maar Meester Vos bleef wijselijk
buiten staan en dankte de Leeuw voor zijn vriendelijke uitnodiging:
"Ik zou blij moeten zijn dat u mij binnen vraagt, maar ik heb veel voetsporen gezien
van dieren die de grot zijn ingegaan, maar geen enkel voetspoor van een dier dat er
weer uit is gekomen."
Wees voorzichtig wanneer anderen klagen over hun ongeluk.
De Ezel en het Schoothondje
Er was eens een Meester die een Ezel en een Schoothondje had.
Hij zag zijn Schoothondje het liefst van al, en hij gaf het lekkere hapjes,
streelde het en sprak er tegen. Elke dag wanneer de Meester thuis kwam liep het
Schoothondje kwispelend naar hem toe, sprong op zijn schoot en likte zijn handen
en zijn gezicht.
De Ezel was niet tevreden toen hij dit zag. Alhoewel hij genoeg eten kreeg,
moest hij toch hard werken; en daarbij kwam nog dat zijn Meester bijna geen
aandacht aan hem besteedde.
De jaloerse Ezel kreeg nu een onnozel idee: indien hij precies deed zoals de
hond zou zijn Meester hem zeker even graag zien.
Op een dag verliet hij dus zijn stal en kwam met veel hoefgeklepper het huis
binnengelopen.
Zijn Meester zat aan tafel te eten en de Ezel begon rond te springen, liep met veel
gebalk rond de tafel en stootte deze om. Daarna zette hij zijn voorpoten op de knieën
van de Meester en stak zijn tong uit om het gezicht van zijn Meester te likken, net zoals
hij het Schoothondje had zien doen.
Maar door zijn grote gewicht viel ook de stoel om en rolden de Meester en de Ezel op
de grond tussen de gebroken borden.
De Meester was verontrust door het vreemde gedrag van zijn Ezel en riep om hulp.
Al gauw kwamen zijn bedienden binnen en toen ze zagen dat het lompe dier hun Meester
in gevaar bracht, schopten ze tegen de Ezel zijn achterste en dreven hem met stokslagen
terug naar zijn stal.
Probeer geen gunsten te winnen door dingen te doen die tegen je eigen natuur en
karakter ingaan.
De Melkmaid en haar Emmer
Een Melkmeid had de koeien gemolken.
Ze zette de emmer vol melk op haar hoofd en keerde zo terug van het veld.
Terwijl ze verder stapte, maakte ze in haar mooie hoofdje plannen voor de
toekomst en dacht:
"Deze goede, rijke melk zal me veel room geven. Die room zal ik karnen tot
ik boter heb. Dan verkoop ik die boter op de markt en met dat geld zal ik een
heleboel kuikens kopen. Ik zal ze laten rondlopen waar ze veel eten vinden en
wanneer de maand Mei aanbreekt zullen ze groot en dik genoeg zijn om te verkopen.
Met het geld dat ik voor mijn kippen krijg zal ik een mooie nieuwe jurk kopen die ik
zal dragen wanneer het jaarmarkt is. Alle jongemannen zullen naar mij kijken.
Ze zullen allemaal bij mij komen en mij proberen te versieren, maar ik zal mijn neus
omhoog steken en mijn hoofd wegdraaien en alleen de rijkste en de mooiste..."
Terwijl ze hierover droomde stak ze inderdaad haar neus omhoog en draaide ze haar
hoofd weg. De melkemmer viel op de grond. Alle melk stroomde weg, en samen met de melk
verdwenen ook de eieren en de kippen en de jurk en al haar dromen van een mooie rijke man.
Ga niet zozeer op in je plannen dat je de werkelijkheid vergeet.
De Vrek
Een Vrek had al zijn goud begraven op een geheime plek in de tuin.
Omdat hij bang was dat iemand zijn goud zou stelen ging hij elke dag naar de tuin,
groef zijn schat terug op en telde alle goudstukken om er zeker van te zijn dat
alles er nog lag.
Hij deed dat zo dikwijls dat een Dief dit zag en kon raden wat de Vrek verborgen had.
Op een nacht ging de Dief naar de tuin, groef de schat op en nam hem mee.
Toen de Vrek zijn verlies ontdekte was hij wanhopig. Hij kreunde en huilde en trok
aan zijn haren. "Mijn goud! Oh mijn goud!" riep hij uit "iemand heeft mijn goud gestolen!"
Een Man kwam voorbij en hoorde het geroep van de Vrek. Hij zei: "Je goud!
Daar in die put? Waarom heb je het daar gelegd? Waarom heb je het niet thuis bewaard,
zodat je er gemakkelijk aan kon wanneer je dingen wou kopen?"
"Kopen!" schreeuwde de Vrek boos. "Nee maar, ik heb in mijn hele leven nog nooit een
goudstuk uitgegeven!"
De Man nam een grote steen, gooide die in de put en zei:
"In dat geval kun je even goed die steen begraven. Hij is net evenveel waard als de
schat die je hebt verloren."
Bezittingen krijgen pas waarde door het gebruik dat we ervan maken.
De Wolf en de Huishond
Er was eens een Wolf die weinig te eten had omdat de Honden van het dorp hem
altijd in de gaten hielden.
Hij was erg mager, alleen maar vel over beenderen, en hij werd treurig als hij
daar aan dacht.
Op een nacht kwam de Wolf een mooie dikke Huishond tegen, die een beetje te ver
van huis was afgedwaald. De Wolf had hem graag opgegeten, maar de Huishond
leek hem te sterk om het te proberen.
Daarom deed de Wolf heel vriendelijk tegen de Hond en maakte hem complimenten
over zijn mooie uiterlijk.
De Hond zei:
"Je kan even dik worden als ik, indien je dat wenst. Ga weg uit het bos, want daar vindt
je te weinig eten. Je moet er vechten voor elk stukje voedsel. Doe zoals ik en je zult
een heerlijk leven hebben."
"Wat moet ik dan doen?" vroeg de Wolf.
"Bijna niets" antwoordde de Hond. "Mensen wegjagen die stokken dragen,
blaffen tegen bedelaars en je bazen vleien. In ruil daarvoor krijg je alle soorten hapjes,
kippenbeenderen, stukjes vlees, suiker, koek en nog veel meer, en dan spreek ik nog
niet over de lieve woordjes en de klopjes op je rug."
De Wolf kreeg zulk een mooi visioen over het geluk dat hem te wachten stond dat hij
bijna begon te wenen. Maar net toen merkte hij dat nekhaar van de Hond was afgesleten
en dat zijn huid geschaafd was. Hij vroeg:
"Wat is dat daar aan je nek?"
"Helemaal niets" antwoordde de Hond.
"Wat! Noem je dat niets?"
"Och, het is maar een kleinigheid!"
"Vertel het me toch maar."
"Je ziet waarschijnlijk het merkteken van de halsband waaraan ze mijn ketting vastmaken."
"Wat! Een ketting!" schreeuwde de Wolf. "Kun je dan niet gaan en sraan waar je zelf wilt?"
"Niet altijd. Maar wat maakt dat uit?" antwoordde de Hond.
"Alle verschil van de wereld! Ik geef niet om je hapjes en tegen die prijs zou ik nog niet
alle jonge lammetjes van de wereld willen hebben."
En de Wolf liep terug naar het bos.
Niets is meer waard dan vrijheid.
De Vos en de Egel
Een Vos zwom een rivier over, maar de rivier was zo breed dat hij veel moeite
moest doen om de andere kant te bereiken.
Helemaal uitgeput door zijn gevecht met de stromingen in de rivier legde hij zich
neer op de oever.
Al gauw kwam er een zwerm bloedzuigende vliegen op hem zitten.
Maar hij bleef stil liggen, nog steeds te zwak om van hen weg te lopen.
Een Egel kwam voorbij en zei vriendelijk:
"Laat mij die vliegen wegjagen."
"Nee, nee!" riep de Vos uit "stoor ze niet! Ze hebben zich volgezogen met mijn bloed.
Indien je ze wegjaagt komt er een andere zwerm van hongerige vliegen en die zullen
het laatste beetje bloed dat ik nu nog heb ook wegzuigen."
Door een klein ongemak te verdragen kan men soms een groter ongeluk vermijden.
De Vleermuis en de Wezels
Een Vleermuis kwam per ongeluk terecht in het nest van een Wezel.
De Wezel liep naar haar toe om haar op te eten.
De Vleermuis smeekte voor haar leven, maar de Wezel wilde niet luisteren en zei:
"Je bent een Muis, en ik ben de gezworen vijand van Muizen. Elke Muis die ik
kan vangen eet ik op!"
De Vleermuis schreeuwde:
"Maar ik ben geen Muis! Kijk naar mijn vleugels. Kunnen Muizen soms vliegen?
Ik ben slechts een Vogel! Laat me alstublieft gaan!"
De Wezel moest toegeven dat de Vleermuis geen Muis was en liet haar dus gaan.
Maar een paar dagen later kwam de onvoorzichtige Vleermuis terecht in het nest
van een andere Wezel. Deze Wezel was een bittere vijand van Vogels en al gauw had
hij de Vleermuis in zijn klauwen, klaar om haar op te eten.
"Je bent een Vogel," zei de Wezel, "en ik ga je opeten!"
"Wat," schreeuwde de Vleermuis, "Ik, een Vogel? Maar alle Vogels hebben veren en
ik heb een zachte pels! Ik ben een echte Muis."
Ook deze Wezel moest toegeven dat de Vleermuis gelijk had en ook hij liet haar gaan.
Wie zich kan aanpassen aan de omstandigheden vermijdt veel ongelukken.
De Vos zonder Staart
Een Vos liep eens in een val. Na een lange en pijnlijke strijd kon hij zich losrukken
maar moest daarbij zijn mooie pluimstaart achterlaten.
Gedurende lange tijd bleef hij uit de buurt van andere Vossen, want hij wist heel
goed dat ze hem zouden uitlachen en grapjes over hem zouden maken. Maar hij
vond het moeilijk om zo helemaal alleen te leven en bedacht een plan dat hem
misschien uit de nood kon helpen.
Hij riep een vergadering van alle Vossen bijeen, zeggende dat hij iets heel
belangrijk wilde vertellen aan zijn soortgenoten.
Toen ze allemaal samen waren, stond De Vos Zonder Staart recht en hield een lange
toespraak over Vossen die door hun staart in hun ongeluk waren gelopen.
De ene was doodgebeten door honden toen hij met zijn staart kwam vast te zitten
in een haag.
Een andere had niet vlug genoeg kunnen weglopen omdat zijn staart teveel woog.
Ook was het algemeen geweten dat de jagers Vossen achterna zaten omwille van hun
staart, die ze dan afsneden en bij zich droegen als jachttrofeeën.
"En aldus" besloot de Vos Zonder Staart zijn toespraak "is het bewezen dat het voor
Vossen beter is wanneer ze geen staart hebben. Ik raad jullie dus aan om je staart
af te snijden."
Toen zijn toespraak teneinde was stond een oude Vos recht en zei glimlachend:"
"Meester Vos, wanneer u zo vriendelijk wilt zijn om u even om te draaien zullen
wij u antwoorden."
De arme Vos Zonder Staart draaide zich om en daarop onstond erzulk een gejoel,
gejouw en hoongelach dat hij inzag hoe nutteloos het was om andere Vossen te
overtuigen dat ze beter afstand deden van hun staart.
Luister niet naar de raad van mensen die u naar beneden willen trekken tot hun niveau.
De boosaardige Hond
Er was eens een Hond die zulk een slecht karakter had en zo boosaardig was dat zijn
Meester hem vast moest maken een zware houten blok zodat hij geen kwaad kon doen
aan buren en voorbijgangers.
Maar de Hond scheen erg trots te zijn op zijn houten blok en trok hem met zoveel
lawaai achter zich aan alsof hij wilde dat iedereen bang van hem zou zijn.
Maar niemand was onder de indruk van zijn stoer gedoe.
Een andere hond kwam voorbij en zei:
"Je zou beter wat stiller zijn en niet zo te koop lopen met je houten blok.
Wil je nu echt dat iedereen ziet wat voor een schandelijke en boosaardige hond je bent?"
Bekend zijn is niet hetzelfde als beroemd zijn.
De Roos en de Vlinder
Een Vlinder werd eens verliefd op een mooie Roos.Dat liet de Roos niet onverschillig,
want de vleugels van de Vlinder waren prachtig gekleurd met goud en zilver.
En toen hij dus dicht bij haar fladderde en haar vertelde hoeveel hij van haar hield,
bloosde ze rozig en zei 'ja'.
Na veel hofmakerij en veel gefluisterde woordjes over eeuwige trouw nam de Vlinder
teder afscheid van zijn beminde.
Maar helaas! Het duurde zeer lang voor hij terug bij haar kwam.
"Is dit nu je eeuwige trouw?" riep de Roos wenend uit. "Het is eeuwen geleden sinds
je weg ging, en je hebt met alle soorten bloemen gevrijd. Ik heb gezien hoe je Juffrouw
Geranium hebt gekust en hoe je rond Juffrouw Klaproos fladderde tot een Honingbij je wegjaagde.
Ik wou dat de bij je geprikt had."
"Eeuwige trouw!" lachte de Vlinder. "Ik was nog maar net weg toen ik zag hoe de Wind
je kuste. Je hebt je schandelijk gedragen met Mijnheer de Hommel en je lonkte naar elk
insect dat in je buurt kwam. Dan kun je van mij ook geen eeuwige trouw verwachten."
Verwacht geen trouw van anderen indien je zelf niet trouw bent.
De Kat en de Vos
Op een keer gingen een Kat en een Vos samen op reis.
Terwijl ze door de wereld trokken stilden ze hun honger met een muisje hier en een
vet kippetje daar. Tijdens het eten begonnen ze een discussie.
Maar zoals dat vaak gaat wanneer kameraden discussiëren, begon het gesprek na een
tijdje persoonlijk te worden.
De Vos zei:
"Jij denkt dat je geweldig slim bent, is het niet?” Je beweert meer te weten dan ik?
Wel, ik ken een heleboel trucjes!"
De Kat antwoordde:
"Wel, ik geef toe dat ik maar één trucje ken, maar dat trucje van mij is evenveel waard
als duizend trucjes van jou!"
Op dat ogenblik hoorden ze het geluid van een jachthoren en het gejank van een troep
honden. Op een wip zat de Kat in een boom en verborg ze zich tussen de bladeren.
"Dat is mijn trucje" zei ze tegen de Vos. "Laat nu eens zien wat jouw trucjes waard zijn."
Maar de Vos dacht aan zoveel plannen om te ontsnappen dat hij niet kon beslissen welk
plan hij zou uitvoeren. Hij liep van links naar rechts met de honden achter hem aan.
Hij keerde zich om, liep zo hard hij kon, kroop in wel twaalf holen, maar het was allemaal
tevergeefs. De honden grepen hem en maakte spoedig een einde aan het leven van de
bluffer met al zijn trucjes.
Gezond verstand is meer waard dan listige plannen.